Kompas op sociaal Europa, maar wie zet de koers?

Tijdens de pandemie applaudisseerden we voor essentiële werknemers met vaak lagere lonen, minder sociale bescherming, en meer onzekerheid, aldus Europees President Ursula von der Leyen in haar recente State of the Union toespraak. De verdere implementatie  van de European Pillar of Social Rights is dan ook enorm belangrijk voor het realiseren van de Europese sociale doelstellingen, zoals fatsoenlijke banen, eerlijke arbeidsvoorwaarden, betere gezondheidszorg en een goede werk-privé balans.

Een bijzonder terecht pleidooi, maar tegelijkertijd gaat men er nogal snel van uit dat Europese burgers dezelfde prioriteiten en gelijke inspraak hebben in de koers van zulk Europees sociaal beleid. Recente Eurobarometer-cijfers tonen een heel ander beeld. Terwijl de dominante sociale klassen marktgerichte thema’s, zoals (her)opleiding centraal stelt, is directe herverdeling via verloning voor de arbeidersklasse prioritair.

Die tegenstelling in prioriteiten gaat samen met een structurele democratische ongelijkheid. Dominante sociale klassen voelen duidelijk meer gehoord en optimistisch, diegenen in de arbeidersklasse ervaren vooral een enorme afstand en scepsis over de toekomst van de EU. Deze verschillen benadrukken de complexe, maar cruciale rol van vakbonden en middenveldorganisaties in het aansturen op een sociale koerscorrectie in Europees beleid.

Meer concreet vinden Europeanen binnen een bredere set sociaal beleidsdomeinen gemiddeld o.a. opleiding, gezondheidszorg, pensioenen en lonen prioritair voor de toekomst van de EU. Maar deze rangorde vertoont scherpe verschillen wanneer we onderscheid maken naar sociale klasse. Van diegenen in de hogere klasse en de hogere middenklasse vindt ongeveer 40% opleiding, training, en levenslang leren de belangrijke prioriteit, tegenover 18% in de arbeidersklasse. Voor ongeveer 40% in deze laatste groep staat juist gezondheidszorg met stip op één, gevolgd door lonen, pensioenen en steun voor tewerkstelling.

Deze sociaal beleids-domeinen staan dan weer duidelijk lager op het lijstje van de hogere klasse en hogere middenklasse – lager dan bijvoorbeeld gelijke kansen-beleid. Ook wat betreft beleidsdomeinen die algemeen als minder prioritair beoordeeld worden, zoals dakloosheid en werk-privé balans, zien we quasi-volledig omgekeerde rangordes naargelang iemands klassepositie. Respondenten die zichzelf in de (lagere) middenklasse plaatsen, bevinden zich qua beleidsvoorkeuren en politieke stem ook op een tussenpositie tussen de arbeidersklasse en hogere klasse.

De uitgesproken sociale klasse-verschillen in het relatief belang van bijvoorbeeld opleiding, training en levenslang leren sluit aan bij recente onderzoeksbevindingen[i]. In Europese landen zijn sociale klasse-conflicten voor een groot deel verschoven van de gewenste omvang van sociaal beleid – met algemeen blijvend hoge steun voor sociaal beleidsprogramma’s – naar de invulling van sociaal beleid. Dominante sociale klassen leggen meer de nadruk op marktgericht “sociaal investeringsbeleid” zoals voorzieningen voor kinderen en opleidingen, terwijl de arbeidersklasse meer belang hecht aan direct, herverdelend sociaal beleid zoals gezondheidszorg, tewerkstelling en pensioenen.

Burgers hebben nu eenmaal verschillende beleidsprioriteiten, maar het wordt problematisch als zulke structurele verschillen tussen groepen niet tot uiting kunnen komen in het politiek proces, en vooral als deze verschillen ook nog eens samenhangen met een ongelijke politieke stem. Van de Europeanen in de arbeidersklasse is 52% optimistisch over de toekomst van de EU, tegenover 76% in de hogere klasse en de hogere middenklasse. En in de eerste groep is 27% van mening dat zijn of haar stem telt in de EU, tegenover 53% in de tweede groep.

Samengenomen betekent dit dat één op de drie Europeanen in de arbeidersklasse pessimistisch is over de koers van de EU, én zich machteloos voelt om er iets aan te doen, tegenover 17% in de hogere klasse en hogere middenklasse. Deze machteloosheid is meer dan een subjectief gevoel. Recent onderzoek[ii] toont dat wanneer beleidsvoorkeuren verschillen tussen sociale klassen in Europese landen, de wetgevende en politieke initiatieven van nationale overheden de voorkeuren van de dominante sociale klassen volgt. Het is nog niet onderzocht, maar zeer waarschijnlijk, dat dit nog meer uitgesproken is voor het Europees (sociaal) beleid.

Om deze structurele klasseongelijkheid in politieke stem tegen te gaan, blijven extraparlementaire krachten zoals vakbonden en middenveldorganisaties daarom broodnodig. In Europa zijn bijvoorbeeld de Belgische vakbonden in principe hiervoor structureel goed geplaatst: enkel in België zijn mensen uit de arbeidersklasse (nog) relatief meer gesyndikeerd dan andere sociale klassen[iii]. Het recente sociaal overleg lijkt er echter op te wijzen dat ook bij ons een akkoord vinden rond meer markgerichte thema’s zoals training en levenslang leren eenvoudiger is dan voor een meer herverdelend domein zoals verloning. Op Europees niveau is die uitdaging meer dan dubbel.

Uitdaging of niet, voor het vertrouwen in de Europese Unie en haar democratische instituties is dus niet enkel gedurige druk voor een meer sociaal Europa nodig, maar ook meer erkenning dat de invulling ervan gecontesteerd is. Gebeurt dit niet, dan zal het pessimisme over de Europese toekomst en de ervaring van politieke machteloosheid enkel toenemen. Deze erkenning maakt de (transnationale) opdracht van vakbonden en middenveldsactoren meer complex, maar het vormt ook bij uitstek een illustratie van hun belang. Zonder hun extraparlementaire, democratiserende invloed, zijn het – ook wat betreft sociale beleidsprioriteiten – vooral diegenen uit de meer dominante sociale klassen die de politieke koers zetten.

[i] Häusermann, S., Pinggera, M., Ares, M., & Enggist, M. (2021). Class and social policy in the knowledge economy. European Journal of Political Research, forthcoming.

[ii] Traber, D., Hänni, M., Giger, N., & Breunig, C. (2021). Social status, political priorities and unequal representation. European Journal of Political Research, forthcoming.

[iii] Jensen, C. S. (2019). Trade unionism in Europe: Are the working class still members? European Journal of Industrial Relations, 26(1).

— Deze bijdrage verscheen eerder in De Gids op maatschappelijk gebied (oktober 2021).

De blinde vlekken in het vergrijzingsdebat

Openbaar vervoer is een ticket voor de samenleving