AI: de nieuwe controleur op de werkvloer

AI: de nieuwe controleur op de werkvloer

Maarten Hermans is arbeidssocioloog aan onderzoeksgroep BRISPO (VUB) en kernlid van Denktank Minerva.

AI op het werk is geen breuk met het verleden, maar versterkt bestaande trends van digitale controle en monitoring. Tijd voor een nieuwe strijd om de humanisering van arbeid.

Maarten Hermans is kernlid van Denktank Minerva en arbeidssocioloog aan onderzoeksgroep BRISPO (VUB) .

Het is uitdagend met de lawine aan berichtgeving over artificiële intelligentie (AI) maar daarom niet minder nodig om deze berichtgeving en debatten steeds te plaatsen in het breder kader van digitalisering op het werk. Zulke digitaliseringstrends zoals AI, robotisering, data-gedreven HR-processen, automatisering, … zijn namelijk moeilijk uit elkaar te halen. Ze apart bekijken loopt het risico om de onderliggende en meer fundamentele gemeenschappelijke trends over het hoofd te zien.

Zo is de meer fundamentele impact van digitaliseringstrends op arbeid niet zozeer de gevreesde jobvernietiging, maar vooral het mogelijk maken van een ongezien niveau aan standaardisatie, monitoring en werkgeverscontrole.((1)) De integratie van AI in technologie van productielijnen tot vergadersoftware vormt vaak minder een echt radicaal nieuw element in het arbeidsproces maar eerder een potentieel of reeds reëel sterk aanscherpen van reeds bestaande en vergevorderde tendensen zoals toenemende technologische controle en macht over het gedrag van werknemers.

TAYLORISTISCHE WENSDROOM

Een voorbeeld hiervan zijn camera’s op de werkplek. Hun gebruik vormt al lang een gecontesteerd terrein met debatten over veiligheid, privacy en monitoring, maar de toevoeging van AI aan de mix zet dit op scherp. Belgische werkgevers hebben dit soort “slimme camera’s” van Amerikaanse makelij al onder andere op bouwwerven in gebruik, in conflict of minstens in een grijze zone met de Belgische en Europese wetgeving, en alleszins zonder veel inspraak van werknemers of hun vertegenwoordigers.

Zulke camera’s laten zeer eenvoudig gezichtsherkenning en het ruimtelijk volgen van individuele werknemers toe, geven automatisch alarm wanneer iemand een bepaalde beweging aan de band maakt of aanstalten maakt om zijn helm uit te doen, en sturen een mailtje met video in bijlage naar een verantwoordelijke als een werknemer een vrachtwagenpoot niet volledig uitklapt.

Men promoot zulke camera’s met veiligheidsargumenten, maar tegelijkertijd laten zulke camera’s in real time en op grote schaal een extreem doorgedreven surveillance toe tot op de centimeter van individuele werknemers en hun bewegingen. Een controlesysteem waar Tayloristische fabrieksbazen enkel van kon dromen en dat tot enkele jaren geleden nog enorme personeelsinvesteringen zou vergen om op te volgen, hangt nu zonder veel debat al op de werkvloer.

Zulke technologische mogelijkheden zouden moeten aanzetten tot een onmiddellijke kritische analyse en regulering, maar dan niet verblind door de lichtbak van “artificiële intelligentie” als een moeilijk grijpbaar, begrijpelijk en controleerbaar technologisch revolutionair nieuw gegeven. Die kritische blik vertrekt best van hoe de inzet van AI plaatsvindt in een arbeidswereld waarin in het publiek debat en beleidsdiscussies men vaak onderschat hoe breed verspreid het problematisch gebruik van technologie op het werk is – zeker voor werknemers met een zwakkere socio-economische positie en stem in dit debat.

40% WERKNEMERS BLOOTGESTELD AAN CONTROLETECHNOLOGIE

Om zicht te krijgen op de huidige situatie van digitaliseringstrends op werkplekken in België en haar gevolgen, kunnen we gebruikmaken van recente surveygegevens verzameld door het Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid (EU-OSHA). Uit de analyse van die gegevens zijn drie zaken duidelijk: het aanzienlijk deel van werknemers dat een negatieve invloed van technologie ervaart, de hoge blootstellingsgraad aan controletechnologie, en de negatieve effecten hiervan op veiligheid en gezondheid.

Ten eerste leren de EU-OSHA gegevens ons dat voor een aanzienlijk deel van de Belgische werknemers de inzet van technologie hun werkomstandigheden negatief beïnvloedt. Zo’n 40% tot 56% van de werknemers geeft aan dat het hun werkdruk verhoogt, de snelheid van hun werk bepaalt, of zorgt voor meer toezicht op henzelf tijdens het uitvoeren van hun werk (FIGUUR 1). Deze verhoging van werkdruk, toezicht, en verlies aan autonomie op werk is meer uitgesproken voor werknemers met een zwakkere socio-economische positie zoals kortgeschoolden.

Ten tweede is een aanzienlijk deel van de werknemers blootgesteld aan technologie die hen in hoge mate aanstuurt en controleert. Zo werkt een kwart van de Belgische werknemers onder digitale systemen die derden zoals klanten toelaat hun prestaties te beoordelen, bij een derde van de werknemers bewaakt of controleert de werkgever hun werk en persoonlijk gedrag via digitale technologie, en 36% van de werknemers krijgt zo hun taken of werktijden automatisch toegewezen.

Nemen we controletechnologie in de vorm van directe werkgevercontrole en indirecte door derden samen, dan wordt zo’n 40% van de werknemers daaraan blootgesteld. De blootstelling aan zulke controlesystemen is dus breed verspreid, en daarbovenop sterk ongelijk verdeeld naar de socio-economische positie van de werknemer (FIGUUR 2). Eén op de twee werknemers met minder dan secundair onderwijs wordt onderworpen aan technologie waarmee de werkgever hun gedrag en werk bewaakt of controleert, tegenover 26% onder werknemers met tertiaire scholing.

ZIEKMAKEND WERK

Ten derde zien we dat het gebruik van zulke controletechnologie duidelijke negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Werknemers die werken onder digitale controletechnologie rapporteren significant meer dat technologie op het werk hun werkdruk verhoogt, hun werksnelheid bepaalt, hun autonomie beperkt, en ze meer onder toezicht moeten werken. Zulke arbeidskenmerken – waarbij werkdruk toeneemt terwijl de autonomie van de werknemer om met deze druk om te gaan afneemt – leidt arbeidspsychologisch automatisch tot ziekmakend werk. Ook verhoogt het opvoeren van werkdruk en -snelheid het risico’s op fysieke problemen zoals spier- en skeletaandoeningen of ongevallen.

Deze ziekmakende impact van controletechnologie zien we dan ook in het voorkomen van gezondheidsproblemen veroorzaakt of verergerd door het werk. Onder werknemers blootgesteld aan controletechnologie waarmee de werkgever hun persoonlijk gedrag en werk controleert, had 43% het afgelopen jaar psychische problemen zoals stress, depressie of angst, tegenover 27% onder werknemers niet blootgesteld aan zulke controletechnologie. Voor spier- en skeletaandoeningen stijgt het voorkomen van 31% naar 41%, en ongevallen verdubbelen van 6,6% naar 13%.

Deze negatieve effecten van de aanwezigheid van controletechnologie op de mentale en fysieke gezondheid blijven bestaan na statistische controle op werknemers- en werkkenmerken zoals opleidingsniveau, contracttype, sector, functie, en bedrijfsgrootte. Met andere woorden, de inzet van controletechnologie komt wel meer voor bij werknemers die gemiddeld meer blootgesteld zijn aan ongezonde werkomstandigheden en in werkcontexten die ook om andere redenen ziekmakend zijn, maar dit verklaart het negatief effect van controletechnologie niet weg.

VERDELING LASTEN EN LUSTEN

Dat technologie tot zulke negatieve (gezondheids)uitkomsten leidt, is geen gegeven. De uiteindelijke vorm van zulke digitaliseringstrends en hun impact wordt vormgegeven door bestaande machtsverhoudingen, institutionele structuren en sociaal overleg.((1)) De uiteindelijke verdeling van de lusten, zoals productiviteitswinsten of telewerkmogelijkheden, en de lasten, zoals toenemende werkintensificatie, zijn zowel tussen arbeid en kapitaal alsook tussen werknemers met individueel socio-economisch ongelijke posities op de arbeidsmarkt een grotendeels open kwestie.

In de meer marktgedreven economieën van Angelsaksisch landen leidt de tanende invloed van vakbonden en sociaal overleg tot een situatie waarin werkgevers digitaliseringstrends sterker kunnen benutten om de werkintensiteit op te drijven, wat de arbeidskwaliteit en gezondheid van werknemers schaadt.((2)) In principe zou België met zijn nog relatief robuust sociaal overleg beter in staat moeten zijn om de lasten en de lusten van digitaliseringstrends meer evenwichtig te verdelen, maar de onderzoeksbevindingen daarover zijn schaars en eerder gemengd.

Als het gaat om digitaliseringtrends, zoals robotisering, zien we dat landen met een sterk sociaal overleg zoals België er juist beter in slagen om zowel zulke technologie vlot ingang te doen vinden – opwaartse loondruk moedigt technologische kapitaalinvestering aan – maar ook de nadelen voor werknemers zoals tewerkstellings- en loonverlies meer te vermijden.((3))

Gaat het over bijvoorbeeld de inzet van digitale controletechnologie en haar negatieve effecten, zoals de intensificatie van werk, dan zijn de bevindingen onduidelijk of zeer contradictorisch.((4)) Algemeen stijgt ook sinds midden jaren 1990 structureel de werkintensiteit in België, terwijl de autonomie niet toeneemt.((5)) Dat is een indicatie dat het moeilijk is om op die uitkomsten van digitaliseringstrends te wegen.

STRIJDEN OVER HET BAKKEN VAN DE TAART

Een deel van de verklaring voor deze bevindingen ligt mogelijk bij de kenmerken van het Belgisch systeem van sociaal overleg, waarbij het eerder gaat over de verdeling van de taart – loononderhandelingen – dan over de manier waarop men deze bakt: de werkorganisatie inclusief het gebruik van technologie. Hoe het werk te organiseren, blijft vooral managementprerogatief. Het is twijfelachtig of bijvoorbeeld de omschreven informatie- en consultatierechten van een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) een voldoende sterke basis vormt om hier tegengewicht te bieden en te wegen op digitaliseringstrends en haar gezondheidsuitkomsten.

Het aantal hefbomen in zowel de wetgeving als het sociaal overleg om in te pikken op digitaliseringstrends en hun gevolgen is algemeen dan ook zeer beperkt, zoals de weinig effectieve cao 39 uit 1983 die informatierechten en overleg bepaalt bij de invoering van nieuwe technologieën op de werkplek. Zulk een cao dient men best te actualiseren voor de hedendaagse uitdagingen van “slimme camera’s” tot algoritmisch management.

Ook zijn er wetgevende aanpassingen mogelijk, zelfs zonder te moeten wachten op meer radicale wijzigingen of nieuwe kaders. Een voorbeeld is “technostress”, de negatieve psychosociale gezondheidseffecten van digitale (controle)systemen. Hoewel, zoals hierboven geschetst, deze negatieve gezondheidsuitkomsten zeer duidelijk zijn op geaggregeerd niveau, is het moeilijk om op individueel niveau dit ziekmakend effect wetgevend tegen te gaan.

Psychosociale risico’s zijn namelijk op zich al moeilijker te vatten dan fysieke risico’s op de werkplek. Aanwijzen hoe bepaalde technologie door monitoring of werkintensificatie deze gezondheidsproblemen heeft veroorzaakt, is dubbel lastig. Echter, de bestaande welzijnswetgeving kent nu ook al manieren om in zulke complexe situaties toch enig vat op te krijgen. Bijvoorbeeld door de verschuiving of omkering van bewijslast als het gaat om psychosociale risico’s veroorzaakt door geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk. Een gelijkaardige aanpak zou interessant zijn in het geval van technostress.((6))

CIRCULAIRE MACHTSSTRIJD

Het actualiseren van cao’s of het versterken van wetgeving om het hoofd te bieden aan de uitdaging van digitaliseringstrends op het werk, brengt ons echter terug naar de basis van het debat: de machtsstrijd over de inzet van technologie op het werk. Digitalisering en technologische verandering algemeen wordt vaak voorgesteld als een neutraal gegeven dat ons overkomt en waarbij we in beste geval de positieve en negatieve gevolgen moeten opvangen.

In de realiteit is de inzet en vorm van technologie op het werk steeds sterk beïnvloed door machtsverhoudingen, waardoor uiteindelijk dezelfde technologische trends in verschillende landen en werkcontexten sterk uiteenlopende uitkomsten kennen. Omgekeerd beïnvloeden deze uitkomsten opnieuw de machtsverhoudingen. In een context waarin doorgedreven controletechnologie op de werkplek reeds is ingevoerd en genormaliseerd, is het moeilijker om de nodige tegenmacht in stelling te brengen om dit tegen te gaan.

In zulk een circulaire machtsstrijd is het dan ook dubbel belangrijk om niet naar de lichtbak te staren van de laatste nieuwe technologische trend “die de wereld van het werk fundamenteel zal veranderen”. Ook AI betekent in het breder plaatje van digitalisering op het werk uiteindelijk vaak niet zozeer een radicale breuk maar eerder het zeer sterk aanscherpen van structurele en reeds vergevorderde trends zoals digitale monitoring en werkgeverscontrole.

Met zulk een meer brede blik vallen dan ook sneller de bondgenoten, precedenten en hefbomen op, die ook in tijden van ChatGPT de gedurige machtsstrijd voor de humanisering van arbeid kunnen schragen.

 -          Deze bijdrage verscheen eerder bij SamPol.


EINDNOTEN

1. Fernandez Macias, E., Gonzalez Vazquez, I., Torrejon Perez, S. and Nurski, L., Work in the Digital Era: How Technology is Transforming Work and Occupations, Publications Office of the European Union, Luxembourg, 2025.

2. Green, F., Felstead, A., Gallie, D., & Henseke, G. (2022). Working Still Harder. ILR Review, 75(2), 458-487.

3. Van Overbeke, T. (2022). Conflict or cooperation? Exploring the relationship between cooperative institutions and robotisation. British Journal of Industrial Relations.

4. Belloc, F., Burdin, G., Dughera, S., & Landini, F. (2023). Contested Transparency: Digital Monitoring Technologies and Worker Voice (IZA Discussion Papers No. 16362). IZA.

5. Lopes, H., Lagoa, S., & Calapez, T. (2014). Work autonomy, work pressure, and job satisfaction: An analysis of European Union countries. The Economic and Labour Relations Review, 25(2), 306-326.

6. Taes, S. (2023). Robotisering en arbeidsrecht. Een juridisch onderzoek naar humanisering van arbeid en technologie [Doctoraat]. KU Leuven.


Teruglopende ontvangsten, oplopende tekorten:  het inkomen van staat en sociale zekerheid 2014-2029

Teruglopende ontvangsten, oplopende tekorten: het inkomen van staat en sociale zekerheid 2014-2029