De gevaren van de collectieve winstpremie

Vandaag geeft premier Michel zijn beleidsverklaring in de Kamer. Die beleidsverklaring is gebaseerd op het Zomerakkoord dat de regeringspartijen in juli bereikten. Eén van de minder besproken maatregelen uit het zomerakkoord is de collectieve winstpremie. Bedrijven mogen daarmee aan werknemers een premie geven die bij een gemiddelde werknemer volgens De Tijd ongeveer 16.600€ bruto per werknemer per jaar zou kunnen bedragen. Het totale bedrag van de winstpremies mag ook niet hoger zijn dan 30% van de loonmassa.

Dit lijkt dan ook goed nieuws voor werknemers. “Jouw eindejaarsbonus kan vanaf volgend jaar tot 5x (!!!) hoger zijn”, titelde Newsmonkey dan ook. Joepie! Extra netto! Maar het is toch nuttig om wat langer stil te staan bij de winstpremie, die potentieel sterk negatieve gevolgen heeft.

 

Minder loon, meer premie?

De grote vraag is natuurlijk of de winstpremie ter vervanging zal komen van de lonen. Volgens de regering komen er bepalingen die de verschuiving van loon naar bonussen verbieden. Maar dat zo’n premie geen bestaand loon vervangt, betekent natuurlijk niet dat de winstpremie in de toekomst niet zal gebruikt worden als alternatief voor loonstijgingen.

Niko Demeester, secretaris-generaal van werkgeversorganisatie VOKA, gaf dat letterlijk aan als een voordeel van de winstpremie: “Als het goed gaat, kunnen bedrijven makkelijker iets meer geven in plaats van meteen te moeten overgaan tot dure, gebetonneerde loonsverhogingen.” Expert arbeidsverhoudingen Manou Doutrepont zei aan Trends: “Ik voorspel dat alle loonsverhogingen in ondernemingen zonder vakbonden winstpremies zullen zijn. En misschien ook in de ondernemingen met vakbonden.”

Dat is zeker het geval in combinatie met de loonmatiging waarop de regering zo hamert, met onder meer de opgedrongen indexsprong. Als die loonmatiging ook in de toekomst in meerdere of mindere mate wordt volgehouden, mag je verwachten dat de winstpremie (gedeeltelijk) in de plaats van loonstijgingen zal komen. Dat zal onze economie en maatschappij niet ten goede komen.

 

Slecht voor de sociale zekerheid en openbare diensten

Ten eerste is de winstpremie slecht nieuws voor zowel de sociale zekerheid als de algemene overheidsinkomsten. Wat de sociale zekerheid betreft, worden er op de winstpremie geen werkgeversbijdragen afgedragen. Voor de belastingen is er enkel een belasting van 7% verschuldigd. De werknemer houdt dus netto meer over.

Klinkt goed, maar hoe meer uitzonderingsmaatregelen op de algemene belastingen en socialezekerheidsbijdragen, hoe nefaster voor de toekomst van de sociale zekerheid en de openbare diensten. Deze maatregel moet dan ook niet geïsoleerd beschouwd worden, maar in samenhang met onder meer de flexijobs, de taxshift, de uitbreiding van studentenarbeid, de verlaging van de brutolonen voor jongeren, de verlaging van de vennootschapsbelasting, de toename van cafetariaplannen, …

De collectieve winstpremie is daarin een extra stap, zeker in combinatie met de loonmatiging die de regering heeft opgedrongen. Het verlies is dubbel: enerzijds bouwt de werknemer minder rechten op voor zijn pensioen en werkloosheid, anderzijds worden de inkomsten van de overheid en de sociale zekerheid ondermijnd, waardoor zich op termijn ontegensprekelijk een besparingslogica opdringt.

 

Meer ongelijkheid

Ten tweede komt de winstpremie in de realiteit neer op een decentralisatie van de loonafspraken. Voorstanders zien er in elk geval een eerste stap in naar minder algemeen geldende cao’s en meer flexibiliteit op bedrijfsniveau. In Frankrijk is die decentralisatie van het sociaal overleg één van de speerpunten van president Emmanuel Macron. Die maatregelen zijn echter sterk omstreden, omdat ze economisch weinig steek houden.

Bovendien leidt een decentralisatie van het sociaal overleg tot meer ongelijkheid tussen werknemers. De rol van centrale loononderhandelingen in het tegenhouden van grote ongelijkheden is sterk gedocumenteerd. Hoe decentraler de loonvorming, hoe groter de ongelijkheid.

Dat is ook bij de winstpremie vrij logisch: werknemers in sterke sectoren en sterke bedrijven zullen een winstpremie krijgen, werknemers in zwakkere sectoren en zwakkere bedrijven niet. Bovendien, zoals hierboven beschreven, krijgen die sterkere werknemers dan ook nog eens een fiscaal cadeau op hun winstpremie, wat de onrechtvaardigheid van de maatregel nog versterkt.

 

Zwaardere crises

Ten derde kan de collectieve winstpremie leiden tot zwaardere economische crisissen. Op een moment dat de economie goed draait, kunnen bedrijven hun werknemers een extra premie geven. Maar op het moment dat het economisch minder goed gaat, verdwijnt de premie.

De verminderde koopkracht van werknemers kan dan leiden tot minder consumptie en een sterkere neerwaartse spiraal. De aanwezigheid van een winstpremie in goede tijden en de afwezigheid ervan in slechte tijden versterkt dus het procyclische karakter van onze economie.

 

Wel het risico, niet de zeggenschap

Tot slot betekent de winstpremie dat de werknemers nog meer gaan delen in het risico van bedrijven. Er wordt vaak gesteld dat kapitaal vergoed moet worden omdat investeringen inherent risicovol zijn. Aangezien het risico bestaat dat mensen die hun kapitaal ter beschikking stellen dat kapitaal verliezen, moeten ze dus een premie krijgen voor het risico dat ze dragen.

Los van het feit dat werknemers even goed dat risico dragen – als het slecht gaat dreigt namelijk ontslag – betekent een collectieve winstpremie dat de verloning van werknemers meer afhankelijk wordt van de bedrijfsresultaten. In goede tijden kunnen ze een extraatje krijgen van de werkgever, in minder goede tijden daalt hun inkomen.

Terwijl aandeelhouders in ruil voor dat risico wel de bedrijfsbeslissingen kunnen beïnvloeden, is dat voor werknemers niet het geval. Wie wil dat werknemers in het risico delen, zou dus moeten pleiten voor coöperatieven, waarbij de werknemers het ook voor het zeggen hebben.

 

Conclusie

De winstpremie lijkt dus op het eerste gezicht goed nieuws voor werknemers, maar in de praktijk zijn er heel wat nadelen aan verbonden. Collectieve loonstijgingen zijn veel beter voor álle werknemers, voor de economie, voor de sociale zekerheid en voor de openbare diensten. En als de regering dan toch wil dat de werknemers delen in de winsten van bedrijven, kan dat door hogere belastingen op vennootschappen en kapitaal. Die belastingen kunnen immers gebruikt worden voor de versterking van onze openbare diensten, die zowel sterke als zwakke werknemers ten goede komen.

Deze opinie verscheen eerder op VRT NWS.

De overheid moet een investeringsbank overwegen

De politieke staking, een maat voor niets?