Waarom sommige Belgen (te) veel belastingen betalen en anderen (te) weinig.

Het is een mantra die door politici en opiniemakers wordt herhaald met de vanzelfsprekendheid van een natuurwet: in België kunnen er écht geen belastingen meer bij want “we hebben al de hoogste belastingdruk ter wereld”. Het begrotingstekort zal dus verkleind moeten worden door fors in de uitgaven te snijden, niet door nieuwe heffingen in te voeren.

De realiteit is echter dat de belastingdruk in België heel erg ongelijk verdeeld is. België is misschien kampioen in het belasten van inkomen uit arbeid (tenzij je over een vennootschap beschikt!), maar is dat allesbehalve in het belasten van inkomen uit kapitaal. Wie werkt, betaalt fors. Wie bezit, betaalt opvallend weinig. Dat maakt ons fiscaal systeem niet alleen onrechtvaardig, maar ook inefficiënt.

Ongelijke verdeling van belastingdruk

Het misverstand dat de belastingdruk op kapitaal in Belgie al zeer hoog is berust op de problematische lezing van een grafiek die te pas en te onpas wordt aangehaald. De bewuste grafiek zet de totale belastinginkomsten uit kapitaal en vermogen uit tegenover het bruto binnenlands product (bbp). Probleem: die grafiek heeft weinig zinnigs te vertellen over de eigenlijke heffingsdruk die hij claimt te meten. De Hoge Raad van Financiën beschouwt de grafiek daarom al geruime tijd als “niet relevant voor het niveau van de heffingstarieven”. Als die grafiek al iets duidelijk maakt dan is het dat  België een relatief rijk land is met relatief veel vermogende inwoners (waardoor een lage belastingvoet toch tot relatief hoge inkomsten kan leiden).

Recente gegevens van de Nationale Bank van België bevestigen dat ook: gemiddeld beschikken Belgische huishoudens over een nettovermogen van maar liefst 555.000 euro. Dat maakt ons tot een van de rijkste landen in de eurozone qua vermogen per huishouden. Maar achter dat gemiddelde cijfer gaat een grote scheeftrekking schuil: in 2022 was ongeveer 56 procent van het totale nettovermogen in België in handen van de top 10 procent rijkste individuen. Nog sterker: 22 procent van dat totale nettovermogen was in bezit van de 1 procent rijksten – zij bezitten grofweg evenveel als de 75 procent armste mensen samen. De opbouw van dat vermogen berust bovendien vooral op roerende goederen - beleggingen in aandelen, beleggingsfondsen en spaar- en beleggingsverzekeringen. Ook daarin zien we een grote ongelijkheid: liefst 79% van de Belgische beursgenoteerde aandelen is in handen van de 10 procent rijkste Belgen.

Die concentratie van vermogen vertaalt zich niet meteen in evenredige belastingbijdragen, integendeel. Volgens een recent rapport van de OESO is het verschil in de effectieve belastingvoet op arbeidsinkomsten versus die op kapitaalinkomsten bij hoge inkomens nergens groter dan in België. Ook de Hoge Raad van Financiën kwam onlangs tot dat besluit: “het verschil tussen de belastingdruk op inkomen uit arbeid en uit kapitaal is in ons land groter dan in de meeste OESO-landen. Dat verschil nam in ons land gevoelig toe in het voorbije decennium”.

Dat heeft tot gevolg dat de totale belastingdruk in België niet toeneemt naarmate het totale inkomen stijgt, maar net afneemt (en dus degressief wordt aan de top): terwijl de gemiddelde Belg op elke honderd euro inkomen 43 euro belastingen betaalt, betaalt iemand in de top-1% van de inkomensverdeling slechts 23 euro, zo toont recent onderzoek aan.

Internationale anomalie

Wat zeker meespeelt is dat België tot hiertoe geen echte meerwaardebelasting kent. Daarmee is België internationaal gezien een buitenbeentje. Weinig andere landen hanteren een reëel nultarief op de verkoop van aandelen. De meeste Europese landen belasten meerwaarden aan een progressief tarief tussen de 20 en 35 procent. In Denemarken ligt de hoogste belastingvoet zelfs op 42 procent, in Noorwegen op 37,8 procent en in Finland en Frankrijk op 34 procent.

En hoewel de federale coalitiepartners in het regeerakkoord afspraken om voortaan wél een meerwaardebelasting te heffen (aan een tarief van 10 procent), dreigt die door de invoering van allerlei uitzonderingen en extra randvoorwaarden grotendeels tandeloos te worden. In 2020 achtte de Hoge Raad voor Financiën een jaarlijkse opbrengst van 1,3 miljard euro nog haalbaar, in het huidige regeerakkoord is maar sprake meer van een opbrengst van 500 miljoen euro tegen het einde van de legislatuur.

Tijd voor fiscale rechtvaardigheid

Geen wonder dus dat veel deelnemers aan De stemming 2025 vinden dat de lasten van het regeringsbeleid zeer ongelijk verdeeld zijn: vooral de meest kwetsbaren worden getroffen terwijl de sterkste schouders ontzien worden. Het goede nieuws? Er is wel degelijk nog heel wat ruimte om ons belastingstelsel rechtvaardiger en progressiever te maken (zonder de middenklasse te treffen). Hogere belastingen op kapitaal zouden een sociale én economische doelstellingen combineren: een bijdrage leveren aan de sanering van de begroting, zonder daarbij de meest kwetsbaren verder over de rand te duwen.

Kortom: er is in België geen gebrek aan fiscale ruimte, wél aan politieke moed. De vraag is dan ook met welke doelstelling sommige partijen in deze regering zitten. Om de toekomst van dit land (en zijn welvaartsstaat) veilig te stellen, of toch vooral om de positie van hun bevoorrechte en vermogende achterban te beschermen?

-          Deze bijdrage verscheen ook in De Standaard.

 

Draal, baby, draal