Waarom het overheidsbeslag stijgt, en dat niet erg is
Ferdi De Ville is professor Europese Politieke Economie aan de Universiteit Gent en kernlid van Denktank Minerva.
Het is niet omdat diensten in verhouding tot goederen duurder worden, dat je er niet meer in moet investeren, schrijft hij.
Hoe vaak laat u nog uw schoenen herstellen? Of uw radio? Vandaag gebeurt dat bijna uitsluitend door hobbyisten in repaircafés. Is dat te wijten aan onze wegwerpcultuur? Niet helemaal. De verklaring is rationeler: het is veel goedkoper geworden om schoenen en radio’s nieuw te kopen dan om ze te laten herstellen.
Dat komt door globalisering en de verplaatsing van productie naar lageloonlanden, maar vooral door technologische vooruitgang. In de jaren 50 van de vorige eeuw kostte het nog meer dan honderd arbeidsuren om een auto te assembleren. Vandaag gaat dat dankzij automatisering vier keer zo snel. Ook het fabriceren van schoenen, radio’s en andere spullen is doorheen de tijd veel efficiënter geworden. Die productiviteitsgroei zorgt voor hogere lonen voor arbeiders en lagere prijzen voor consumenten.
Ferdi De Ville UGent
In de dienstensector ligt die productiviteitsgroei veel lager. Terwijl het vandaag veel minder tijd (en dus geld) kost om een radio te maken, is het herstellen ervan nog even arbeidsintensief als vroeger. Vooral in contactberoepen is productiviteitsgroei moeilijker. Het aantal peuters waarop een kinderverzorger kan passen of het aantal leerlingen dat een leerkracht kan onderwijzen, is de voorbije decennia niet gestegen.
Maar natuurlijk kunnen we niet zonder kinderverzorgers en leerkrachten. Om ervoor te zorgen dat mensen deze essentiële beroepen blijven uitoefenen, moeten ook hun lonen meestijgen met die in sectoren waar de productiviteit wél groeit. De combinatie van lagere productiviteitsgroei en vergelijkbare loonstijgingen maakt diensten relatief duurder dan industriële producten. Dat verklaart mee waarom het aandeel van de dienstensector in de economie is gestegen naar zo’n 75 procent vandaag.
Wat heeft dit met het overheidsbeslag te maken? Een groot deel van de publieke uitgaven gaat naar het betalen of subsidiëren van lonen van mensen in dienstverlenende beroepen: ambtenaren, kinderverzorgers, leerkrachten, verpleegkundigen, vuilnisophalers, groendienstpersoneel en, ja, ook professoren. Omdat de productiviteit van deze publieke jobs minder snel stijgt dan in de private sector, neemt het aandeel overheidsuitgaven in de totale economie vanzelf toe.
Een stijgend overheidsbeslag is dus geen bewijs van een spilzieke overheid en betekent zeker niet dat we welvaart verliezen. Neem volgend voorbeeld. Vandaag maakt artificiële intelligentie een aantal jobs in de private sector overbodig. Denk aan bedrijven die geen medewerkers meer nodig hebben om handmatig data te verwerken, omdat AI-toepassingen dat werk overnemen.
Welzijn
Stel dat die overbodig geworden werknemers vervolgens vacatures opvullen in de kinderopvang, het onderwijs en de zorg. Dan stijgt het aandeel ambtenaren (of gesubsidieerd personeel) en het overheidsbeslag verder. Betekent dat maatschappelijke achteruitgang? Absoluut niet. Ons welzijn – en door betere opleiding van onze kinderen ook onze toekomstige economie – zou er net op vooruitgaan.
Het standpunt dat we de begroting op orde moeten zetten door te snijden in de publieke uitgaven omdat het overheidsbeslag al te hoog is, houdt geen rekening met de hier beschreven dynamiek. De overheidsuitgaven bevriezen of verlagen betekent eigenlijk zeggen dat we private consumptie van nieuwe spullen belangrijker vinden dan investeren in collectieve diensten als kinderopvang, onderwijs en zorg. Zeker met de vergrijzing en stijgende zorgnoden betekent een bevriezing van middelen in feite een verlaging van het aanbod en de kwaliteit.
Discussies over de begroting gaan dus niet zomaar over de boekhouding op orde zetten en over hoeveel geld we moeten “afdragen” aan de overheid. Het gaat vooral ook over de keuze waaraan we met zijn allen geld willen uitgeven.
Ik heb deze tekst trouwens niet sneller geschreven dan vergelijkbare stukken vijftien jaar geleden. Mijn oprechte excuses, en dank voor uw belastinggeld.
- Deze bijdrage verscheen eerder bij De Morgen.

