Hoe Bart De Wever 'de middenklasse' van alle betekenis ontdoet

Heel even deed Bart De Wever (N-VA) of hij de deur op een kier zette voor een meerwaardebelasting – voor haar weer hardhandig toe te gooien, met de vingers van Wouter Beke (CD&V) er nog tussen. De meerwaardebelasting komt er niet, punt, want ze zou een aanslag zijn op ‘de middenklasse’, en ‘de Vlaming’ treffen.

Het is een hardnekkige mythe, die elk feitenrelaas lijkt te overleven, en toch kunnen we niet anders dan het blijven herhalen: de overgrote meerderheid onder ons heeft géén aandelenportefeuille, en van de Belgen die wel aandelen bezitten, is maar liefst 85 procent in handen van de rijkste 10 procent. Meer: de rijkste 1 procent alleen al bezit meer dan de helft van alle aandelen. Ik kan natuurlijk niemand verbieden om de 1 procent meest gefortuneerden in dit land gelijk te stellen met ‘de middenklasse’, maar laten we wel wezen: dat is het woord van alle betekenis ontdoen. Voor wie aan de Nederlandse taal gehecht is, kan ‘het treft de middenklasse’ alleszins niet gelden als een goed argument om dit soort inkomen uit vermogen dat bijna alleen de allerrijksten ten goede komt, vrij te stellen van belastingen.

Dat is wat de hele discussie lichtjes hallucinant maakt: België kampt met een tekort op de begroting, terwijl alle partijen klagen dat de lasten op arbeid te hoog liggen. Maar wanneer iemand ervoor pleit om een bijdrage te vragen van inkomen uit vermogen dat nu volledig de dans ontspringt, is het plots allemaal niet meer zo dringend. Alsof die middenklasse die men vooral niet tegen de haren mag strijken niet méér geholpen zou zijn met lagere lasten op arbeid (áls het al klopt dat een nieuwe lastenverlaging tot extra jobs zou leiden), dan met een belastingtarief van 0 procent op een vermogensvorm die ze niet bezit.

Een rapport van de Hoge Raad van Financiën, dat ondertussen ook alweer twee jaar oud is, schetst de mogelijkheden: een uniform tarief van 25 procent op alle roerende inkomsten, inclusief meerwaarden, kan 8 miljard euro opleveren – dubbel zoveel als de roerende voorheffing met haar wirwar aan vrijstellingen in 2014 opbracht.

De Hoge Raad noemt het een ‘win-winhervorming’: zowel doeltreffend als billijk. Ze biedt de meeste bewegingsruimte om een verlaging van de lasten op arbeid te financieren, ze werkt een resem fiscale koterijen weg die tot niets dienen behalve ‘fiscale optimalisatie’, en doordat de fiscus een beter beeld krijgt van alle vormen van inkomen, kan ze toelaten een gerichter sociaal beleid te voeren.

Merkwaardig genoeg hebben de partijen die de mond vol hebben van ‘de middenklasse’ of ‘lastenverlagingen op arbeid’, of ‘begrotingsdiscipline’, dat rapport verticaal geklasseerd.

Een belastinghervorming? Allemaal goed en wel, zolang het de meest gefortuneerden maar geen cent kost, want dan is het ¡No pasaràn! Liever snoeien in de sociale zekerheid, die wél ten goede komt aan ons allen, dan een rechtvaardige bijdrage vragen van de allerrijksten.

— Dit stuk verscheen op 21 april in De Morgen.

 

Meer vakbond, minder absenteÏsme

Praatjes sussen misschien wel het geweten, maar halen geen mens uit armoede