Ook wél werken loont voor velen steeds minder

Meer dan één op de zeven Belgen leeft in armoede. Wat opvalt in de nieuwste cijfers: dat de globale cijfers jaar na jaar stabiel blijven op dit erg hoge niveau, maar dat wie werkloos of kortgeschoold is, een steeds hoger risico loopt in armoede te moeten leven. Drie op de tien kortgeschoolden moet rondkomen met een inkomen onder de armoedegrens. Bij wie werkloos is, loopt dat op tot één op de twee mensen. Eén op de vijf werklozen wordt zelfs geconfronteerd met ernstige materiële deprivatie: zij kunnen zich een belangrijk aantal basisbehoeften (zoals het verwarmen van het eigen huis) niet veroorloven. Wat men er verder ook over moge denken: niet werken loont niet – integendeel.

Probleem is dat ook wél werken voor sommigen steeds minder loont.

Het mediaan brutomaandloon van een voltijdswerkende met een masterdiploma was in 1999 zestig procent hoger dan dat van iemand met een diploma secundair onderwijs. In 2015 was dat verschil al opgelopen tot tachtig procent. Of nog: voor elke honderd euro die de doorsnee voltijdswerkende met een secundair diploma verdient, strijkt iemand met een masterdiploma honderdtachtig euro op.

De kloof tussen relatief kortergeschoolden en langgeschoolden was al wijd en diep, en wordt dus steeds wijder en dieper: het loon van wie geen hoger onderwijs heeft genoten, blijft steeds verder achterop dat van wie heeft kunnen voortstuderen.

Dat kort- en langgeschoolden er over het algemeen een andere levensstandaard op kunnen nahouden en andere mogelijkheden hebben in het leven is niet nieuw; dat het verschil in verloning zo snel, zo sterk oploopt, is daarom niet minder problematisch. Er gaapt een steeds wijdere en diepere kloof tussen wat binnen het bereik ligt van een kort- en een langgeschoolde, waar en hoe zij kunnen wonen en winkelen, waar en hoe zij kunnen reizen en op stap gaan, wat zij aan hun kinderen kunnen meegeven, welke mogelijkheden en ervaringen de samenleving hen biedt.

Die zich steeds verdiepende loonkloof plaatst het pleidooi van sommigen om de laagste lonen nog verder te verlagen in een ander perspectief. De reden voor hun pleidooi is eenvoudig: alleen tegen een bodemprijs zijn bedrijven bereid een job te geven aan wie nu geen job vindt; willen we de werkloosheid terugdringen, moeten we dus de prijs van hun arbeid verlagen. Alleen moeten dan ook de vervangingsinkomens omlaag, wil men geen werkloosheidsvallen creëren waarbij werk nauwelijks meer zou opbrengen dan werkloos zijn. Maar de armoede bij werklozen is nu al torenhoog – om niet te spreken over de armoede bij wie moet rondkomen met een leefloon.

Een pleidooi om de laagste lonen nog verder te drukken 'omdat we alleen zo groepen die nu uit de boot vallen aan het werk krijgen', is zo ook een pleidooi om de armoede bij wie géén werk vindt nog te verdiepen, bovenop het verder verwijden van de loonkloof tussen korter- en langgeschoolden. Het is een recept voor een verdere dualisering van de samenleving, niet alleen tussen wie wel en wie niet kan werken, maar ook tussen wie een goedbetaalde job heeft – en zij die ook elke dag aan de slag zijn, maar daar nauwelijks afdoende voor verloond worden.

-- Dit stuk verscheen op 22 mei in De Morgen.

DdySqfUV0AEcTSM.jpg

Tussen democratie en gemeenschap

Een remedie voor populisme: democratie op het werk