Voorbarige exitstrategie onder druk van economische elite gaat ten koste van onze welvaart

Vandaag beslist de Veiligheidsraad over een eventuele versoepeling van de coronanoodmaatregelen vanaf 4 mei. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het geleidelijk heropenen van de economische sectoren die nu gesloten zijn. De forse druk lijkt in de eerste plaats uit te gaan van de bedrijfsbelangen, gesteund door enkele economen zoals Paul Frijters en een deel van de politici met Bart De Wever op kop. Het is uiterst belangrijk dat we in deze crisis ook naar andere stemmen luisteren dan naar die economisch machtige actoren en hun academisch en politieke belangenbehartigers.

Een te vroege economische heropening is nefast

Ten eerste zal een te snelle heropening meer kwaad dan goed doen. Het is onmogelijk de economie min of meer normaal te laten werken als het virus niet onder controle is. Afgelopen week bleek nog maar eens uit het wiskundig model van Niel Hens dat een nieuwe piek dreigt zolang de verspreiding niet laag genoeg ligt, waardoor we weer in een (semi)lockdown zouden terechtkomen. Hoeveel werknemers zullen dan ziek uitvallen, met gevolgen voor de arbeidsorganisatie? Hoeveel mensen zullen naar evenementen en zaken gaan waar ze vrezen een besmetting op te lopen? Hoeveel bedrijven zullen investeren als er elk moment een nieuwe lockdown kan komen met permanente onzekerheid tot gevolg?

Langer wachten met het heropenen van de economie, tot we zeker zijn dat we de epidemie onder controle hebben, zal dus positiever zijn voor de economie dan zo snel mogelijk opnieuw opstarten. Dat biedt ook meer tijd om meer testcapaciteit op te bouwen, om eventueel gratis mondmaskers onder de bevolking te verspreiden, zoals de stad Leuven doet, en om na te denken over de beste manier om besmette personen en hun contacten te traceren in plaats van snel-snel een gevaarlijke en niet per se doelmatige app te gebruiken. Epidemioloog Wouter Arrazola de Oñate waarschuwde al eerder dat het voorbereiden van dat contactonderzoek meer tijd vergt, en 4 mei dus te vroeg komt om maatregelen te lossen.

Ten tweede is er de belangrijke vraag in welke mate het sociaal leven opnieuw op gang kan komen. Volgens het uitgelekte werkdocument van de exit-werkgroep GEES zou het aantal contacten in elk geval sterk beperkt blijven, terwijl veel werknemers op de werkvloer met veel meer personen in contact komen. Maar waarom zouden mensen zich in hun sociaal leven nog aan de physical distancing houden als dat in een werkcontext zeer moeilijk is? Dreigen we zo niet het draagvlak in een keer weg te slaan? Een leraar die met 10 (of meer) kinderen in een relatief klein klaslokaal zit, een bediende die een landschapsbureau deelt met 15 collega’s, een arbeider die met meer dan 1000 medearbeiders een fabriek bemant, een winkelbediende die mensen schoenen helpt passen, kan je die nog motiveren om afstand te bewaren in hun privéleven?

Bovendien, waarom zou economische normalisering per se moeten primeren op sociale normalisering? Als we het reproductiegetal onder controle willen houden, moeten er keuzes gemaakt worden, aangezien elke activiteit het risico tot verspreiding vergroot. Waarom zou (voltijds) werken dan voorrang moeten krijgen op contacten met familie en vrienden? Mogen we niet op zijn minst verwachten dat daar een evenwicht in komt, in plaats van dat we voor het werk op play duwen maar voor ons sociaal leven de stopknop ingedrukt moeten houden?

Wat kunnen beleidsmakers dan wel doen?

Wat betekent dat voor het beleid? Ten eerste kunnen beleidsmakers de financiële steun voor getroffen werknemers, zelfstandigen, freelancers en bedrijven nog vergroten en vergemakkelijken, zodat de lobbydruk om zo snel mogelijk te heropenen wordt verlicht. Dat haalt meteen ook het drogargument onderuit dat de “remedie” ons veel levensjaren zou kosten, zoals Frijters en De Wever argumenteren.

Frijters en De Wever wijzen dan naar zogenaamde “deaths of despair” of “wanhoopsdoden” – vooral door zelfmoord – als gevolg van een recessie. Econoom Paul Krugman wees er al op dat dat empirisch niet lijkt te kloppen, wat ook blijkt uit een studie over de Grote Recessie van 2008 in 23 EU-landen. Waar een recessie tot meer doden kan leiden, is dat door besparingen en een slecht sociaal vangnet met onvoldoende genereuze uitkeringen, en dus het gevolg van politieke keuzes.

Ten tweede mag de heropening van economische sectoren niet afhangen van de lobbykracht van de sector, maar wel van duidelijke criteria en de zekerheid dat de ondernemingen hun werknemers en klanten voldoende kunnen beschermen. Je kan je bijvoorbeeld afvragen waarom wel de doe-het-zelfzaken mochten openen, maar niet de speciaalzaken (of de boekhandels).

Er bestaat ook een eenvoudige manier om werkplaatsen veiliger te maken: de vakbond. Niet toevallig is één van de belangrijkste organen van syndicale vertegenwoordiging in bedrijven vanaf 50 werknemers het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW, vroeger Comité voor Veiligheid en Gezondheid). Uit verschillende studies blijkt dat dankzij de inspraak, kennis en zeggenschap van vakbonden het aantal (dodelijke) arbeidsongevallen lager is. Misschien is deze pandemie dan ook wel een goede aanleiding om er eindelijk voor te zorgen dat ook in bedrijven met minder dan 50 werknemers een CPBW verplicht is? En kunnen we beginnen met een externe vakbondsdelegatie te laten oordelen of ondernemingen waar geen CPBW of syndicale afvaardiging is weer open kunnen gaan?

Want ook tijdens corona spelen vakbonden op vlak van de bescherming van werknemers op het werk een belangrijke rol. Het document met maatregelen dat werkgevers en vakbonden in de Groep van 10 opstelden, is dan ook een goede eerste stap. Maar het is maar de vraag of alle bedrijven die maatregelen nauwgezet zullen naleven. Sectorale en bedrijfsspecifieke akkoorden rond de heropening zouden dan ook een absolute voorwaarde moeten zijn voor heropening. Bovendien kunnen vakbonden als belangrijke speler een klacht indienen tegen bedrijven die de regels tegen de verspreiding van corona niet volgen. In uiterste nood kunnen vakbonden ook stakingen van werknemers ondersteunen, zoals noodzakelijk was bij onder meer Audi Vorst en schokdemperproducent Tenneco.

Ten derde moeten beleidsmakers goed nadenken welk signaal het heropenen van meer economische sectoren aan de bevolking geeft voor hun sociaal leven. Als de regering en de experten willen vermijden dat het over koppen lopen is op het strand van Blankenberge of dat mensen weer volop privéfeestjes en barbecues houden, lijkt de normalisering van het economisch leven niet het beste signaal.

Applaus voor beleidsmakers

Samengevat zal een voorbarige exit onze welvaart de komende jaren veel meer schaden dan wanneer beleidsmakers voorzichtig en doordacht te werk gaan. Een gezondheidsexpert van de Universiteit van Edinburgh stelt dat landen die enkel de curve willen afvlakken in plaats van de verspreiding volledig te stoppen met mensenlevens spelen, en in de toekomst steeds weer de maatregelen zullen moeten verstrengen. Dat zal in de toekomst naast veel extra doden ook een economische catastrofe en sociale onrust veroorzaken.

Daarom: geef niet toe aan de machtige economische lobby die de economie te snel wil heropstarten, maar geef wel extra financiële ondersteuning aan getroffen bedrijven en burgers. Bouw een extra veiligheidsmechanisme in door vakbonden een sectoraal en bedrijfsspecifiek vetorecht te geven. Zoek naar een balans tussen het heropstarten van de economie en het heropstarten van het sociaal leven. Als beleidsmakers die evenwichten kunnen vinden, zal ik ook eens voor hen applaudisseren.

Dit opiniestuk verscheen eerder op VRT NWS.

Waarom België goed voorbereid was op de coronacrisis

Virussen hebben geen economische impact. Wat telt, is wat de samenleving ermee doet