Indien u geen 2.000 euro wil verdienen, lees deze column dan niet!

Het moet aan een gestoord algoritme liggen, of aan de cookies die ik achterlaat bij het surfen, maar het overkomt me op kanalen zoals Youtube steeds vaker: zelfverklaarde ‘internetondernemers’ of ‘financiële influencers’ bieden ongegeneerd op m’n speellijst hun diensten aan.

Binnen enkele seconden spelen ze in op je primaire gevoelens: ‘Bekijk deze video niet! Tenminste als jij niet snel 2.000 euro wil verdienen!’ Ik kijk die video’s soms uit, louter als entertainment. Ze schermen je de illusie voor dat wanneer je hun online cursus volgt, of intekent op een boek, je ‘financieel onafhankelijk’ zal worden, meestal via side hustles of cryptomunten. Ze zijn het online equivalent van marktkramers die luid roepend wc-borstels aan de man brengen. Ze hebben uiteindelijk enkel tot doel zichzelf te verrijken.

Wat me het meest stoort aan die ‘influencers’ is niet hun gebrek aan kennis of hun brallerige gedrag achter het stuur van een gehuurde Ferrari. Het is het cynische maatschappijbeeld waarop ze hun zaakjes bouwen: ieder individu kan eender waar, via het internet met enkele simpele muisklikken rijk worden. Je hebt volgens hen ‘je lot zelf in handen, jij kan ook succesvol ondernemer zijn, jij bent dom om je geld te verdienen door te werken en belastingen te betalen.’

Het is bijna lachwekkend, mocht het niet steeds meer mensen, en vooral jongeren, aanspreken. Mensen plaatsen zichzelf steeds vaker actief buiten de samenleving. Het principe waarbij je werkt voor een loon en een bijdrage afstaat voor het collectief vindt steeds minder ingang. Het is kort door de bocht om hierin het einde van ons sociaal model te zien, maar het stemt tot nadenken.

Het verschijnsel heeft immers ook een politieke betekenis. Het komt sommigen niet slecht uit dat steeds meer mensen achter rattenvangers aanlopen die online een financieel walhalla beloven. Het is de stratosfeer van de ultra-liberale droom: iedereen zet zich als individueel economisch object in de markt. Iedereen treedt onmiddellijk in concurrentie met elkaar vanachter een laptop of smartphonescherm. Ieder individu is totaal verantwoordelijk voor z’n eigen lot en inkomen. Niets wordt afgestaan aan ‘belastingdieven’ door het online ongebonden ‘werk’. Bedrijfjes specialiseren zich ondertussen in het oprichten van schimmige postbussen in Oost-Europese landen. Daarnaast baadt heel het wereldje in een extreemrechtse saus van complottheorieën en misogynie – maar dat zou ons te ver leiden.

Waarom voelen wereldwijd meer mensen zich aangetrokken tot dit hyperindividuele verdienmodel? Het is een vrijwel onontgonnen terrein, maar groeiend maatschappelijk wantrouwen speelt een grote rol. Dat wantrouwen wordt gevoed door verschillende factoren. Economische ongelijkheid staat daarbij centraal. Wanneer een klein deel van de samenleving onevenredig profiteert van economische groei terwijl anderen worstelen om simpelweg in basisbehoeften te voorzien, creëert dat een diep gevoel van onrechtvaardigheid.

Die ongelijkheid wordt de laatste decennia versterkt door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: de lagere lonen stagneren sinds de financiële crisis (ook in België), stabiele contracten worden steeds vaker ondergraven met onzekere flexibele arbeid, jongeren zitten vaak vast in een loop van kortlopende flex-contracten. De achteruitgang van ‘het collectief’, in de vorm van onderhandelingsmacht van werknemers, is zowel oorzaak als gevolg van dit fenomeen.

Bovendien voelen mensen zich onzeker in tijden waar automatisering en artificiële intelligentie een potentiële bedreiging vormen voor hun job en inkomen. Combineer dat met enerzijds het gevoel dat een kleine groep megabedrijven een grotere greep krijgen op de wereldeconomie en anderzijds een (sociale-) medialandschap dat democratischer is, maar ook meer ruimte biedt voor misinformatie en algoritme gestuurde echokamers, en zie daar de ideale cocktail voor een situatie waar een gevoel van oneerlijkheid en ontgoocheling zich vertaalt in een negatieve houding tegen ‘het systeem’ en de instellingen die eraan verbonden zijn, zoals onze ‘traditionele’ arbeidsmarkt.

En dat maakt dat steeds meer mensen openstaan voor een ultra-individualistische levenswijze waarbij je je loskoppelt van een solidair samenlevingsmodel.

Een eerste oplossing kan erin bestaan om arbeid beter te waarderen, zodat de verloning als rechtvaardig wordt ervaren. België heeft daarbij geen lessen te geven aan andere landen. Sinds 1996 steeg de productiviteit van Belgische werknemers met 28 procent. Dat betekent dat een werknemer per gewerkt uur meer dan een kwart extra opbrengt voor de werkgever. Het loon van die werknemer echter steeg slechts met dertien procent, dat alles geen rekening houdend met prijsstijgingen.

Dat heeft tot gevolg dat een groter deel van de koek gaat naar aandeelhouders, een kleiner deel naar werknemers. Als we er niet voor zorgen dat werknemers sterk collectief worden vertegenwoordigd, schiet de samenleving zich in de voet. Het vertrouwen in ons samenlevingsmodel zal verder afbrokkelen en de illusie dat je het haalt door op je eentje enkel hard te werken, zal verder ingang vinden.

In een tijd van individualisering is collectief denken een uitdaging. Steeds meer prikkels eisen je energie op en thuiswerk zorgt ervoor dat je fysiek afstand neemt van collega’s. Als we niet terug willen keren naar online stukwerk, waar je betaald wordt voor het aantal woorden dat je typt of het aantal iPhones die je via Facebook doorverkoopt, zal er focus nodig zijn.

Een focus op samen blijven komen, collectief denken, met elkaar blijven spreken, ondanks alle schermen die tussen ons in staan. Dat is een uitdaging waar niet enkel de arbeidsmarkt, en dus de vakbeweging voor staat, maar alle geledingen in de samenleving.

— Deze bijdrage verscheen ook in Knack.

De perversiteit van het centralebankenbeleid

Pensioenhervorming: was een besparing van één procent van het bbp dubbel zo goed geweest?