Duwt de ECB de economie en de groene transitie verder kopje onder?

Donderdag 7 maart staat de volgende Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank gepland. De vraag die op ieders lippen brand is of de ECB daar al een tipje van de sluier zal lichten over de komende renteverlagingen. Komen die er nog voor de zomer of laten die langer op zich wachten?

De bank lijkt verplicht te navigeren tussen Scylla en Charybdis. Enerzijds bestaat het risico van de rentes te snel te verlagen met een heropflakkering van de inflatie tot gevolg, terwijl te laat verlagen de economische groei te sterk zou afknijpen met een onnodige recessie tot gevolg. Voorlopig legt  de ECB de nadruk op het eerste risico en houdt ze vast aan een ‘hoger voor langer’-strategie. Door te snel te snijden en potentieel een nieuwe golf prijsverhogingen uit te lokken vreest ze immers haar kostbare geloofwaardigheid als inflatiebestrijder te grabbel te gooien.

Nochtans zou te laat verlagen eveneens een klap betekenen voor de geloofwaardigheid van de ECB. Bovendien is het behoorlijk cynisch om het levensonderhoud en het inkomen van miljoenen burgers en bedrijven in te zetten als ‘veiligheidsmarge’ voor de eigen wankele geloofwaardigheid. Daarenboven is het maar de vraag of stagnatie en een terugkeer van laagflatie bij te laat versoepelen geen reëler risico vormt dan een vermeende inflatiepiek bij het gradueel vieren van de rentevoeten. Monetair beleid werkt met grote vertragingseffecten, dus als de bank wacht met verlagen tot de groei is afgenomen, de werkloosheid aanzienlijk is toegenomen of het prijspeil veilig terug onder de twee procent ligt, dan heeft ze simpelweg te lang gewacht. 

Het punt is echter dat de ECB niet hoeft te wachten met het verlagen van de rente tot het zichzelf in de voet schiet. Er is een derde optie waarmee ze twee vliegen in één klap kan slaan. De bank zou kunnen overschakelen op gedifferentieerde rentes en nu al beginnen met het verlagen van de rentes voor duurzame kredietverlening. Dat zou haar toelaten de basisrente onveranderd te laten én een gerichte stimulans te geven aan de noodzakelijke groene investeringen.

Door de lineaire renteverhogingen van de afgelopen periode schakelen investeerders massaal terug naar fossiele investeringen. Die krijgen de voorkeur omdat ze minder kapitaalintensief zijn. Omdat de fossiele infrastructuur al aanwezig is kunnen banken en bedrijven er op korte termijn meer geld aan verdienen. Hernieuwbare energieprojecten hebben daarentegen hoge initiële opstartkosten en zijn daardoor extra gevoelig voor de rentestand. Eens draaiend gaat de zon voor niets op en waait de wind gratis, maar de projecten moeten wel eerst gebouwd en gefinancierd raken. Daar loopt het spaak: na het boomjaar 2022 valt de verkoop van warmtepompen dit jaar pijlsnel terug en ook in de zonne- en windenergiesector gaat het nieuwe projecten allesbehalve voor de.. euh..wind.

Terwijl de Chinese en Japanse centrale banken al lagere groene rentes aanbieden, steekt de ECB voorlopig liever de kop in het zand. Naar aanleiding van COP28 in december verbaasde die bizarre contradictie onder andere ook Frans President Macron: “op dit moment profiteert de private sector van dezelfde rentetarieven, of het nu gaat om de financiering van hernieuwbare energie, gas of kolen. Dat is absurd.”

Victor Hugo stelde ooit dat er één ding sterker is dan legers, zeemachten, of alle materiële krachten: een ‘idee waarvan de tijd gekomen is’. We zullen donderdag zien of dat idee ook krachtiger is dan de onverzettelijkheid van de Europese centrale bank.

-          Deze opinie verscheen ook in De Standaard.

Bedrijfsbijstand: de (subsidie)olifant in de kamer.

Lof der arbeidsmarktkrapte