Europa in 2023: Veel jobs, weinig loon

Enkele weken geleden publiceerde de Europese Commissie haar jaarlijks rapport over werk en sociale ontwikkelingen. Een snelle blik op de cijfers stemt de lezer positief, en dat ondanks de oorlog in Oekraïne en de inflatieperikelen.

Het aantal werkende mensen in Europa staat op een recordhoogte, net zoals de werkgelegenheidsgraad. Het werkloosheidscijfer is met 6,2% het laagste ooit, en ook de jeugdwerkloosheid, hoewel nog steeds hoog, is gedaald.

Toch kan de champagne beter nog even in de koelkast.

Want er is ook ander nieuws. De inflatie hakt namelijk ferm in op de koopkracht van de gezinnen. Doordat lonen geen gelijke tred houden met de stijgende kosten van levensonderhoud, is het inkomen per persoon gedaald. Bij huishoudens met lagere inkomens leeft momenteel meer dan een kwart (26%) in financiële stress, wat een stijging is van ongeveer drie procentpunten ten opzichte van vorig jaar. Door de hoge energieprijzen hadden bijna één op de tien Europeanen moeite om hun huis warm te houden deze winter.

De voornaamste oorzaak van deze ontwikkeling is uiteraard de plotselinge stijging van de inflatie in de afgelopen jaren, en het feit dat de lonen aanzienlijk achterblijven bij deze inflatie. Een ander rapport, van het Duitse WSI, maakt dat hard met cijfers. Gecorrigeerd voor inflatie zijn de lonen in de EU in 2022 met ongeveer 4% gedaald. Zelfs in België, met zijn automatische loonindexering, zijn de lonen qua koopkracht met 2,8% gedaald.

Veel jobs dus, maar voor weinig loon.

Vreemd, want ook de vraag naar werk is enorm. Momenteel zijn er voor elke werkzoekende een recordaantal vacatures beschikbaar. Een markt met veel vraag en weinig aanbod zou normaal gesproken moeten leiden tot hogere lonen. Maar dit blijkt duidelijk niet het geval te zijn.

Een van de redenen daarvoor vinden we dan weer in een ander rapport, dit keer van de OESO. Daarin concluderen onderzoekers dat de arbeidsmarkt in veel landen niet goed functioneert vanwege de te grote macht van bedrijven. Vaak hebben werknemers met bepaalde competenties weinig keuze om te kiezen voor welke onderneming ze werken. Dat zou het geval zijn voor ongeveer één op vier werknemers in Europa, en dan vooral de essentiële werknemers, de helden van de COVID-pandemie. In de zorg bijvoorbeeld zou één op twee werknemers weinig tot geen keuze hebben van werkgever.

Net zoals de consument de dupe is als er maar één bedrijf een bepaald product aanbiedt, worden werknemers benadeeld wanneer ze niet echt kunnen kiezen tussen meerdere werkgevers. In zo’n situatie kunnen werkgevers de lonen laag houden, omdat werknemers geen alternatieven hebben. De werknemer kan toch geen kant op.

De lonen moeten dus omhoog, maar de huidige Europese arbeidsmarkt biedt geen oplossing.

Hoe moet het dan wel? Via sociaal overleg en collectieve onderhandelingen. Zowel de EU als de OESO zijn het erover eens: lonen moeten niet (enkel) via marktwerking worden gezet, maar ook (en vooral) via regulering. En de beste regulering is een onderhandeling door de twee partijen met skin in the game. Voor elke sector, een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten door werkgevers en vakbonden.

Enkel op die manier kan de huidige (relatief) positieve arbeidsmarkt verzilverd worden in maatschappelijke vooruitgang en niet in collectieve verarming zoals nu eerder het geval lijkt te zijn. Op dat vlak doet België het voor alle duidelijkheid eerder goed, maar in de rest van Europa staat het sociaal overleg onder sterke druk. Bouwend op de nieuwe richtlijn rond adequate minimumlonen is het aan België om zijn systeem te waarborgen en exporteren.

— Deze bijdrage verscheen ook bij Knack.

Vrouwelijk werk blijft nog te vaak onzichtbaar in de platformeconomie

De perversiteit van het centralebankenbeleid